Jan van de Kamp

Avila, Madrid, Segovia, Toledo, Cordoba

geschreven door Jan van de Kamp in brieven aan vriendinnen, 26 juni – 3 juli 1956.

Woensdag 27 juli

Mijn hele reis is erg vlot verlopen en eigenlijk niet vermoeiend geweest. Daarbij moet je weten dat ik gisteren 1-u vertrokken ben en 5 minuten geleden hier aangekomen ben. De reis naar Parijs ging in een snelle motortrein, “le Cambrésis”. Hij kwam precies 5 minutes te laat in het Gare du Nord aan! Het landschap was dank zij het mooie weer misschien niet zo eentonig tot Parijs. Ik heb in de trein A’dam – Parijs nog thee met toast en jam gehad.

Ik ben toen met de metro in 20 minuten naar Gare Austerlitz gereden. Ik heb een paar broodjes met koffie genomen op een terrasje en had toen nog 5 kwartier over die ik heb gewandeld. Om tien voor half tien precies vertrok mijn trein naar het Zuiden. Ik had een bed, heb wat gelezen, een glas mineraalwater gedronken en toen het goed donker was (de zon ging erg mooi onder) ben ik naar bed gegaan. […] Ik heb natuurlijk niet aan een stuk doorgeslapen, maar toch wel voldoende. Vrij laat ingeslapen.

Heel vroeg even wakker en weer ingeslapen. De mooiste nachten zijn zo. Ik had de gelegenheid om mij behoorlijk te wassen en te scheren en om half acht  waren we in de grensplaats Hendaye. Daarop gingen we een riviertje over dat typisch de grens was: er was vlak naast een verkeersbrug met een slagboom. Toen waren we in de Spaanse grensplats Irun. De zon scheen en het was erg warm, maar lekker. De Spaanse douane ging verschrikkelijk vlot: ik kreeg nauwelijks de tijd om te zeggen dat ik niets aan te geven had.

Daarna moest ik een kwartiertje wachten en kon ik in de “Talgo” stappen. Dit is iets phenomenaals! Het is een motortrein die er uitziet als een rups van aluminium. Je ziet geen afscheiding tussen de wagons en je ziet geen wielen. Als je binnenstapt is het net of je in een vliegtuig stapt. Er zijn alleen telkens twee wielen op de overgang van twee wagons. Binnen is één doorlopende brede ruimte van tien wagons achter elkaar, alleen onderbroken door hier en daar een keuken. Links en rechts van het middenpad zijn twee brede fauteuils met schuimrubber, die ver achterover geklapt kunnen worden. Ik heb natuurlijk ook gegeten met talloze soorten worst, saus met veel knoflook en een halve fles koude witte wijn, die smaakt als Santerres maar misschien fruitiger.

Maar het mooiste was het landschap […]. Voor de grens had ik al de Pyreneeën gezien waar we langs gingen. Nu was het een voortdurend gelaard landschap, groen, groen, groen. De huizen met hun witte en crème kleuren prachtig harmonierend. Mannen en vrouwen op het land ploeterend in de zon. Leuke donkerogige kinderen. Nog vreemde Baskische namen van kleine plaatsen, zoals in Bretagne en Wales. Daarna werd het land steeds droger en tenslotte stenig. Minder huizen, tot er ten slotte minutenlang golvende vlakten waren, die wel bebouwd waren, zonder huizen in de directe omgeving. Er moet ontzettend geploeterd zijn als je ziet hoe op sommige stukken heel magertjes het koren staat terwijl het zand er hel-geel tussen door schijnt. Ik begrijp niet waar de mensen vandaan moeten komen om dat allemaal te verwerken. Dan zie je weer een droge zandweg met een ezeltje,  twee zakken aan de kanten en een man met een stroohoed er boven op: en in de verste verte geen huis of dorp te zien! Of een bruingebrande man met een zware kruiwagen, een bruin jongetje er naast en een vrouw helemaal in het zwart gesluierd aan de andere kant. Maar dan weer een karretje met een ezeltje er voor met vrolijke kleuren en een meisje op de fiets met weer felle kleuren er achter aan. Maar je zou verrukt zijn geweest van die weiden met bloemen! Vol met rode papavers, blauwe (digitalis o.i.d.), gele bloemen: het zou bij ons door een tuinarchitect kunnen gedaan zijn en hier in het wild! En die lappendeken van velden van bruin tegen rood (! hoe kan dat mooi zijn hè?) en groen met alle schakeringen. Dan in de meer vruchtbare delen die prachtige statige, vrome populieren als kaarsen verspreid over de vlakte. In de dorre streken staan veel dennen maar heel anders dan bij ons: op een afstand zou je zeggen dat het berken waren: zou breed en vol van vorm is de kruin. Veel andere bomen zijn ook zo mooi van vorm. Overal romantische boerderijen en dorpen en vooral kerken! Ik zag op de toren van een oude Romaanse kerk een ooievaarsnest en een ooievaar. In de dorre streken prachtig oud-grijs-geel-bruin harmonierend met de grauwe wanden van de bergen en heel anders van vorm dan elders. Heel arm en toch weelderig van lijn en vorm.

Vreselijk leuke, knappe, beleefde, en toch trotse jongetjes die in de trein stapten. Leuke groepjes pratende mannen op de perrons.

In Avila werd ik door de kellner beleefd uitgelaten: koffer gedragen, gebogen, bedankt (muchas gracias!: zonder fooi!), addios en nog een heleboel meer. Toen stond ik op een station van witte natuursteen, waar aan alle kanten in de hete zon in de steen werd gehakt door zwetende mannen. Zij hadden een hele trap waar ik langs moest vol met scherven gehamerd. Deze werd ijlings door zes man voor me schoon gemaakt.

Buiten kwam een mannetje op me af dat me zijn diensten aanbood. Ik legde hem uit dat ik hem niet nodig had en dat ik alleen een plaats voor de trein van morgen moest bespreken. Prompt pakte hij mijn koffer en ging me voor. De loketten waren gesloten. Hij veegde een bank voor me schoon, nodigde me uit om plaats te nemen en legde me uit dat ik tien minuten moest wachten. Toen ik naar mijn sigaretten zocht en ze niet direct vond, bood hij me direct een bruine sigaret aan! “Heer”! Daarna verdween hij. Na enkele minuten kwam hij terug, pakte mijn koffer en beduidde mij hem te volgen. Ik kwam bij de stationschef die ik uitlegde wat ik wilde. Ik hoefde echter geen plaats te reserveren zei hij. Hij zag dat de tijd die ik genoteerd had niet klopte, schreef het keurig voor mij op, en wisselde mij toen mijn grote geld.

De stationschef en nog zo iemand bogen, goede reis, geen dank, mijn mannetje pakte mijn koffer en ging mij voor. Gelukkig had hij geen taxi, zodat hij alleen met mijn koffer op zijn nek voor me uit liep. Je begrijpt dat ik me me vreselijk ongemakkelijk voelde. Maar het was prachtig.


Plaza de Adolfo Suárez, Ávila. Foto: Luis Rogelio HM, van Wikimedia Commons.

Door een vreselijk oud stadje met geel-witte oude muren en dikke torens en poorten, oude kerken, een groot geel-wit oud klooster, waar Teresia in de 16e eeuw geleefd heeft. Zij is een van de “hervormers” hier geweest, maar dan zonder het kind met het badwater weg te gooien: zij heeft de regels in de kloosters herzien en beter laten naleven terwijl ze de stimulans is geweest voor velen om het klooster in te gaan. Zij is een van de grootste “mystieken” geweest en was een “geestelijke vriendin” van de H. Johannes van het Kruis die in dezelfde tijd leefde.

Zo kwam ik tenslotte na een prachtige wandeling in deze echte oude herberg. Een oud pleintje, een ingang zonder deuren, zo groot als van een garage, een binnenplaats onder het huis, waar wat stoelen en tafels staan. En hier een eenvoudige, maar schone kamer, en toch stijlvol, niet flodderig zoals zo dikwijls in Frankrijk.

Het merkwaardige van de mensen is dat ze  met al hun gedienstigheid niet kruiperig zijn, maar toch trots. Dat zal wel de Spaanse “grandezza” (groot(s)heid) zijn. En overal sjouwende, ploeterende mensen. Ik kan me voorstellen dat ze, als ze uitrusten, de indruk wekken lui te zijn.

Ik ga nu al wat rond kijken in de stad: hij ligt hoog op een heuvel in een onvruchtbare streek: typisch een middeleeuwse vesting geweest.

Donderdag 28 juni

Herberg: schitterend eetzaaltje, kraakhelder. Oude schouw, witte muren, donkerbruin hout, kleine raampjes met jalouzieën waarachter felle zon. Mooi gekleurde wandbordjes.

Kerken vormen architectonisch ook wel weer een deel van de omgeving: kleur en vorm. Geen stijve torenspitsen, maar platte Romaanse torens of meer nog: losse open “klokgewelfjes” boven op de toren met een of meer klokken zichtbaar en indien rijker, beelden.

Ik ben in Avila na het ontbijt op pad gegaan met mijn fototoestel en om de brief te posten. Maar er is geen fotograferen aan. Het machtige uitzicht over de bergen en dalen met hun prachtige kleuren, als je aan de voet staat van de enorme muren. Recht voor me uit zo zie ik plotseling, is het nog mooier: de muren bruin grijs in de zon, slingeren naar beneden en gaan over in het landschap dat dezelfde kleuren heeft, afgewisseld met de donkergroene berken en populieren. En midden op de weg komen twee kleine meisjes aan in de felle zon met witte jurkjes en zwarte haren, op weg naar school. Ik dacht dit moet ik fotograferen maar ik kan het niet. Ik voel me eigenlijk geen tourist meer. Er zijn ook helemaal geen touristen. Maar hier zijn ook geen “bezienswaardigheden” omdat alles één bezienswaardigheid is, maar tegelijk echt: het is zo en het hoort zo als het ware. Ezeltjes, ossenwagens, vrouwtjes in het zwart.  Niets valt uit de toon. Ik heb het gevoel dat dit altijd wel zo zal blijven hier. Een groot aantal zwaluwen vliegt wild om de muren. Het gras zit vol met “aren” als koren; ik heb het in Holland ook wel gezien maar niet zo veel, wat is dat?

Foto’s (1) (2) muren van Avila. Ik hoor klepperen en zie vogels boven mij. Ik denk, wacht even: klepperen is een ooievaar en daar zie ik drie water ooievaars op een toren op de muren. Foto (3) (4 per ongeluk doorgedraaid). Ik stap een poort door en plotseling zie ik dat een grote muur met poort en transen “nep” is: stroo met kalk. “Prohibido el paso alla decorada”: dus het is een decor voor een spel. Nu herinner ik me ook ansichtkaarten waarop een muur beschoten werd. Het ruikt hier heerlijk. Erg warm maar niet hinderlijk. Van een muur klatert water: er hangt een grote bos jasmijn langs omlaag en boven op staan bomen.

De kathedraal is een massief oud Romaans bouwwerk waarvan de abcis (waar het altaar is) in de muren overgaat. Zeer veel mooi houtsnijwerk en stucwerk binnen. De ooievaars vliegen om de toren en door de straat. Hoeveel kerken er hier wel zijn weet ik niet. Als ik in een andere oude kerk (met een grote pergola buiten) binnen ga, is er juist een mis: consecratie. De kerk is vol en het is muisstil. Dan blijkt het een gezongen requiem te zijn. Na de mis zet de celebrant een mijter op: een bisschop dus. Onderhand komen komen enige Vincentia-mensen met hun enorme brede kappen binnen.

De herberg waar ik woon is een deel van de muur. Van uit de eetkamer kijk je tegen de kantelen aan. Ik ben er op gegaan en zit hier nu te schrijven. Je ziet hier ook veel hagedisjes over de stenen vluchten. Soms hoor je een vrouw in een keuken of zo zingen: het gaat dan heel gewoon met zo’n lage stem en met die typische Spaanse melodiebuigingen.


Kathedraal en muur van Avila. Foto: Fernando, van Wikimedia Commons.

Het eten was heerlijk. Het begon met een soort rijst, donkergeel met rode stukken tomaat en kleine donkere schelpen met mosselen. Heerlijke donkerrode wijn uit een aarden kannetje.

Vanavond ben ik met de trein naar Madrid gegaan. Weer dat landschap dat steeds onvruchtbaarder wordt. Met veel moeite zijn er kanaaltjes gegraven voor de bevloeiing. Ik zat naast een boer met een stok, een oude man, links van mij zat zijn oude vrouwtje. Wat een prachtkop had die man. Gegroefd, bruin, oud, maar vriendelijk en schuw. Het had ook een staatsman of een kardinaal kunnen zijn. In Madrid aangekomen viel ik midden in de drukte: de romantiek van Avila en Castilië verdween en daarvoor in de plaats kwam een drukke wereldstad. Ik ben in de metro gestapt na zo wat geinformeerd te hebben. Dit is weer heel wat anders dan Londen of Parijs. Ondanks het geraas van de trein, druk pratende, dus schreeuwende mensen, veel kinderen. Ik moest overstappen en keek weer op de kaart welke metro ik nu moest hebben, toen ik op mijn schouder geklopt werd: een heer had gehoord dat ik naar de Plaza de la Cortes moest en ik begreep dat hij me voor zou gaan.  Ik ging dus mee. Hij lette steeds op of ik hem volgde: gangen door, andere metro in. Station Banco Nacional uitstappen. Buiten op straat legde hij me eens uit dat hij me zou brengen. Straat in – uit liep, tot op de Pl. de las C., waar hij boog en verdween. Ik ben toen naar het hotel Jamyc gegaan: dat is een hotel dat op de 8e en 9e verdieping van een gebouw ligt! Ik werd door de portier van het gebouw naar de lift gebracht en boven prompt opgevangen. Binnen een minuut had ik een leuke, nette kamer, met douche, zitbad enz., het grotestadslawaai op de achtergrond: echt een kamertje in een grote stad. Na me gewassen te hebben ben ik gaan wandelen: prachtige boulevards, parken, wandelende mensen, razende auto’s, verlichte fonteinen; minstens zo groots als Parijs, maar veel en nog gezelliger terrasjes; veel levendiger. Alle mensen hebben altijd iets opwindens te vertellen. De paartjes in Parijs hebben meestal gezichten van hopeloze liefdes à la Jean Gabin, hier kijken ze allemaal of het de eerste avond is van het mens worden. Ik kwam voorbij een geweldig paleis aan een plein: veel barok en groter dan het Rijksmuseum: er liepen door de hoofdingang geregeld mensen in en uit en het is half elf ’s avonds! Ik ben er binnen gegaan: grote brede trappen die uitkomen op een kruising van drie hoge gewelven: een ideaal museum, maar het bleek een postkantoor te zijn; het zal dan wel het hoofdkantoor zijn.


Palacio de Cibeles (voormalig postkantoor). Foto: iteijeiro, van Wikimedia Commons

Toen ik voorbij het Ritz-hotel kwam (het grootste hier, met een verlichte tuin met muziek) kwam er juist een bruid en bruidegom uit een auto; zij werden opgevangen door 10 fotografen met flitslampen: na veel geflits en geschreeuw werd ze door de draaideur naar binnen gewerkt. Daarna was er weer een luid geschreeuw en gelach en schoudergeklop tussen de fotografen.

Ik vergat nog te vertellen hoe ik in Avila al opmerkte hoe leuk twee vrienden elkaar begroeten op straat met schoudergeklop en de arm om het middel. Ik heb het wel meer gezien, maar dan leek het me altijd overdreven en raar, maar dat komt omdat het niet goed te beschrijven is, want ze doen het juist heel waardig en elegant.

Kinderen worden goed opgevoed. Ze gedragen zich netjes in gezelschap zonder aanstellerij of blasé-gedoe. Ze zijn ook zonder dat het aankijken waard. Kinderen die hun ouders ontmoeten, zoenen ze ongedwongen af op een terrasje; en niet schichtig of onhandig, maar uitvoerig met gebruik van hun handen; ze doen het elegant alsof het sport was.

Er was hier juist op de hoek van een druk plein een filmopname bij een tijdschriften-kiosk, met veel schijnwerpers, een auto met aggregaat en razende motor en natuurlijk drukte.

Als men de ober wil hebben, klapt men in de handen.

Op zo’n terrasje is weer hetzelfde opgewonden, muzikale gepraat; een voortdurend geratel: je hoort ieder afzonderlijk als je even oplet, van elke hoek van het terras. Het geruis van de stad wordt er volkomen door overstemd. Waar alleen mannen zitten hoor je op enige afstand helemaal niets.

Vrijdag 29 juni

Vanmorgen ben ik naar het Prado-museum geweest. Eerst wat rond gewandeld. Bij de laat-Romeinse beelden (afgietsels denk ik) wou ik juist eens zoeken naar spina bifida of i.d. toen ik een beeldje zag van een jonge herder met een schaap op zijn rug, herderstaf, krans om het hoofd, zo maar een goed gebouwde naakte jongen, toen ik een sierlijke hypertrichose op de juiste plaats onder aan zijn rug ontdekte. Verder vertoonde hij geen enkele abnormaliteit. Het was geen staart als van een dier maar een echt bosje haar met een sierlijke slag er in.

Toen ben ik naar Goya gegaan. Allereerst het familieportret van Karel IV (van Spanje) met vrouw en kinderen. Dit is als groepsportret wel het mooiste dat ik gezien heb. Het is een onuitstaanbare troep mensen, die je in het eerste begin volkomen tegenstaan. Vader Karel kijkt eigenwijs en zelfingenomen over de schilder heen; je kunt zien dat hij alleen aan zich zelf denkt, d.w.z. aan zijn familie e.d. en dat hij erg dom is wat betreft het beoordelen van anderen. Hij heeft beslist niet door gehad dat de schilder hem door gehad heeft. Hij heeft niets innemends en je kunt er van op aan dat als je hem in vertrouwen neemt, met jouw persoonlijke gevoelens geen rekening zal worden gehouden. Toch (en nu ontdek je toch dat het geen onmens is) zal hij zijn best doen om rechtvaardig te zijn. Maar het schijnt voor hem geen probleem te kunnen zijn en hij vindt dan ook dat hij het erg goed doet. (Het woord “rechtzinnig” komt steeds bij me boven maar ik weet niet precies waar ik het laten moet.) Hij heeft geen pleizier aan zijn leven. Hij heeft een lelijk oudewijvengezicht, te rood, besliste trekken, een zeer trotse houding die lachwekkend burgerlijk aandoet in plaats van koninklijk, tenslotte: wat jullie zouden noemen gereformeerd art. 31. Zijn vrouw, groot zwart, eigenlijk zielig lelijk, maar ze weet het zelf beslist niet. Haar rechte hoofd-houding ondanks dat het hoofd horizontaal wat naar links gehuden wordt (Mej. …. van de administratie: ik heb hoofdpijn van ± 3 kwartier strak nadenken, maar ik kan er niet opkomen)  zoals je dat wel ziet bij die vrouwen uit de kleine burgerstand op gevorderde leeftijd die vinden dat ze veel fatsoenlijker zijn dan degenen waar ze over praten. Ze is natuurlijk ook lelijk maar ze vindt het zelf niet en kan zich ook niet voorstellen dat iemand haar zonder boosaardig te zijn lelijk zou vinden. Toch lacht ze “vriendelijk”, zeker niet hautain, alleen maar trots op haar mooie stelletje. De stakkerd is erg dom, maar beslist goed voor haar huishouden. Een dochtertje van 12 j houdt ze tegen zich aan, een dom kind dat op vader en moeder lijkt, maar niet bedorven. Aan de andere hand een zoontje van 8 j., knap, maar niet slim, en kennelijk altijd onuitstaanbaar lastig en vervelend. Schuin achter de koning de kop van de oudste zoon, die belachelijk veel op zijn vader lijkt: hij wordt blijkbaar dagelijks met wijze raadgevingen en principes volgestampt, bewondert zijn vader, is er nerveus en onzeker van, houdt ook niet van mensen. Een dochter van een jaar of twintig heeft het hoofd half afgewend en heeft alleen maar een mooi décolleté (niet te gedecolleteerd!) Daarnaast een tante-achtig type 50-60 j, zou best een zuster van de Koningin kunnen zijn, in zekere zin een pendant van de oudste zoon, scherpe, heksachtige trekken, is het helemaal met “mevrouw” eens, maar telt evengoed niet mee, doet erg haar best, maar is in de grond niets waard, alleen maar een stakkerd. Zulke tante-figuren heb je ook in menig klein- of groot-burgerlijk huishouden: “alles vrij”: eten, drinken, familie-eer, alleen geen eigen mening, en tenslotte, in de  grond, misbruikt. Dan nog twee zoons van 18 en 14 j, de oudste niet lelijk, niet kwaad, tot niet veel bij, maar kan best een nette vent worden. De jongste heeft, zielig om te zien, de oude-wijven trekken van zijn ouders, maar, en dat pleit voor hem, hij heeft toch geen vervelend gezicht, kan best een hele goede jongen worden. Dan staan er nog een paar figuren bij, o.a. een jonge vrouw, niet lelijk, met een kind op de arm, alsof ze op de bus staat te wachten. Deze figuren zijn aangezegd dat ze er ook “op moesten”. Ze maken geen ruzie; daar is ook nooit reden voor want alles is altijd prima geregeld, maar ze interesseren zich voor niemand die er verder bij staat persoonlijk en ze voelen dat niet als een gemis en dat is het rare.


Francisco Goya: De familie van Karel IV. Wikimedia Commons.

Van de meeste van de personen op dit portret, hangen voorstudies en andere, bv. portretten te paard, in de zelfde zaal. Het is opwindend om te zien hoe je daar dezelfde dingen terug vindt. Een portret stelt de oudste dochter voor, die op het familieportret niet te bestuderen was. Hier zit ze levensgroot te schilderen onder leiding van een leermeester. Ze leunt achterover en heeft een vervelende glimlach, ze is niet onknap, maar heeft niets adellijks en is een waardeloos, dom, maar niet kwaad meissie.

Dat ik dit allemaal zo uitvoerig beschrijf wil niet zeggen dat ik je op de hoogte wil brengen met de familie van Karel IV, maar ik wil je alleen duidelijk maken hoe fantastisch hoog ontwikkeld deze portretkunst is. In dezelfde zaal hangt nog een prachtkop van een kardinaal en van een generaal, waar je ook hele verhalen van af kunt lezen.

Een Christus aan het kruis is weer heel wat anders: nietszeggend: een opgespijkerd lichaam, verder niets.

Toen ben ik naar Velazquez gegaan.

In het voorbijgaan zag ik een groot zgn. “onbelangrijk” schilderij van een weinig bekende schilder, Frans of Spaans, van Lodewijk XV van Frankrijk, anno 1783, dus 6 j. voor de guillotine. Het was ten geschenke gegeven aan de Spaanse gezant. Het toont de koning in al zijn majesteit met veel pracht. Toch heeft hij geen trots, hautain gezicht, maar goedig, zonder dom te zijn.


Antoine-François Callet: Lodewijk XVI, koning van Frankrijk en Navarra. Wikimedia Commons

Toen ik bij Velazquez kwam, zag ik een hele andere Christus aan het kruis. Het hoofd voorovergebogen, de haren naar voren over het gezicht hangend, en toch, hoewel je haast niets van het gezicht ziet, is dit vol uitdrukking in tegenstelling tot de Christuskop van Goya.

Het mooiste is het portret van het dochtertje van Philips IV, Margaretha, ±9 j oud. Je ziet haar “spelen” d.w.z. rijk uitgedost en even glimlachend, naast haar hofdames die haar bezighouden, een tweetal dwergen, waarvan één chondrodystrophische. Verder links de schilder Velazquez zelf: het schilderij dat hij onder handen heeft, staat met de achterkant naar ons toe. Achter in de kamer hangt een spiegel en daarop zie je vaag wat Velazquez aan het schilderen is: n.l. het ouderlijke paar: die staan dus op de plaats waar wij staan. Je moet je dus verbeelden dat je de Koning en Koningin bent. Rechts achter in de zaal gaat een deur open, die licht binnen laat en waardoor iemand, omkijkend en even wachtend, weggaat. Het bijzondere en bekoorlijke van het schilderij, is dat niet de personen de hoofdrol spelen, maar de spheer van de kamer met het licht en donker en de stemming die er hangt. Het schilderij hangt alleen in een kamer. Het enige raam heeft een groot luik dat half open staat en licht op het schilderij laat vallen. In de donkere hoek, schuin tegenover het schilderij hangt een grote spiegel. Als je nu met je rug voor de rand van het schilderij gaat staan, kijk je in de spiegel en het is adembenemend hoe je plotseling in plaats van een schilderij een echte kamer ziet met een volmaakte diepte-werking. Je schrikt er van als je het groepje bewegingloos ziet blijven staan, want je verwacht dat ze zullen bewegen. Ik denk dat het effect van de spiegel is dat het schilderij zelf duidelijk meters achter de lijst van de spiegel ligt, terwijl de eigen lijst verdwijnt: dan wordt dus het meesterlijke diepte-effect niet meer gestoord door de entourage.


Diego Velazquez: De Hofdames. Foto waarschijnlijk uit de museumwinkel.

In de zalen hiernaast hangt het vol met Rubensen, van Dijcken en de hele Vlaamse kermis. Deze schilderijen zijn uit dezelfde tijd (80 j.-oorlog en even daarna). Wat een verschil: Rubens’ “nymphen door satyrs belaagd” extreme pornographie zonder een laatste restje geheimzinnigheid: geen sprake van cache-tex, slips of geretoucheerde vulvae. Je hoeft nergens naar te raden. Elke satyr doet het weer anders. Als ze er nummertjes met prijzen bij zetten, hoef je in de hoerenkast alleen maar een nummer op te geven om duidelijk te maken hoe je het hebben wil. Ook de “uitgeputte” nymph is niet vergeten. (Je moet het stukje “uit de lijst gestapt” uit de Livië niet vergeten.) Als je dat ziet, kun je je voorstellen wat Johanna de Waanzinnige gevoeld moet hebben toen haar man Philips de Schone maar niet opschoot en in de Nederlanden bleef hangen in plaats van naar Spanje te komen, wat überhaupt Spanjaarden dachten in die tijd als ze over rotzooi in de Lage Landen hoorden. Nachtclubs waren er toen niet: overdag kun je beter zien wat je doet.


Peter Paul Rubens: Diana en haar nymphen door de satyrs belaagd. Wikimedia Commons.

Daarna ben ik naar enkele Italiaanse klassieken geweest. Het beroemde: aankondiging door de engel Gabriel aan Maria dat zij moeder Gods zal worden. Ik kan haast niet geloven dat het geen copie was: ik heb het extra gevraagd. Prachtig bewaard gebleven; door Fra Angelico (14e eeuw). Zo iets subtiels, gestyleerd, vroom, volkomen een vergeestelijkt schilderij. Blauw en goud en wit: de engel met vele gouden stralen, maar in het geheel niet “kitschig”: als je dit imiteert kan het alleen maar kitschig worden, want het is veel geraffineerder dan je denkt. De gezichten met een hemelse gratie en lieflijkheid. In de hoek de figuren van Adam en Eva, uit het paradijs verdreven. Hele fijne witte figuurtjes, ook zonder veel vertoon van lichamelijkheid maar alleen met een echt charmante uitdrukking van vreselijke spijt.


Fra Angelico: De aankondiging. Wikimedia Commons.

Verder drie erg gestyleerde en elegant geschilderde scenes van Botticelli uit een verhaaltje uit de Decameronen. Daarnaast een fantastische zaal van Rafaël: o.a. een bezoek van haar nicht Elisabeth (denk ik) aan Maria toen zij in verwachting was. Ik heb nog nooit zo’n fijne, indrukwekkende uitbeelding gezien van het gelaat van een zwangere vrouw: een prachtig, fijn, volkomen gaaf jongemeisjes-gezicht, de ogen neergeslagen, een ietsje opgezet: je ziet het niet maar voelt het, een blos opstijgend naar de slapen, vreselijk verlegen, niet lachend, maar (piekerend is het woord niet, weer:) er vol van.

Helaas was het toen 2 uur en vandaag is het museum verder gesloten, ik denk wegens een kerkelijke feestdag (St. Petrus?). Ik liep in de richting van het park El Retiro, kwam langs een kerk met een hoog bordes en hier gingen verschillende mensen binnen. Ik ging ook binnen: er was een stille Mis. Het was vol. Praktisch geen oude mensen: allemaal jonge mensen en tot ± 50 j. Verrassend was voor deze grote wereldstad dat iedereen zich zeer eerbiedig gedroeg. De vrouwen veel met prachtige kanten sluiers of doekjes boven op het hoofd. Al deze drukke, praatzieke mensen waren doodstil en rustig; geen beweging, geen gefluister. Alleen hier en daar een bewegende waaier. Grote rode draperijen voor de zijkerken. Ieder die binnenkomt maakt met veel aandacht enkele kruisen met wijwater en knielt uitdrukkelijk voor hij plaats neemt. Mondaine vrouwen, de meeste zijn erg mooi en elegant, gedragen zich toch ingetogen en natuurlijk. Bij het uitgaan van de kerk raken enkele vrouwen even de voeten aan van een groot kruisbeeld.

Ik ben nu echt naar El Retiro gewandeld. Het is een park met lanen van heel zwaar geboomte. De takken hangen zo laag dat je telkens bukken moet. Heerlijk veel groen. Het is erg warm, maar kort te dragen. Als ik tenslotte niet meer kan van moeheid en dorst, kom ik bij een grote vijver, ±250 M in het vierkant. Aan een kant een groot Renaissance-bouwwerk met trappen die naar het water afdalen; veel standbeelden en een groot, bijna levend lijkend ruiterstandbeeld, hoog in het midden. Hier krijg ik kostelijk sinaasappelsap. Op de vijver kun je (net als in Londen en Parijs) roeibootjes huren en wat spelen.


Monument voor Alfons XII in Retiro Park. Foto: Tizianok, van Wikimedia Commons

Intussen is het 6 u geworden. Nu is het erg druk op de vijver. Zo’n honderd bootjes met jongelui en enkele anderen. Vlak naast mij is een fontijn met drinkwater. Wandelende groepjes soldaten met hun vrolijke rode kwasten voor aan de kwartiermuts komen hier drinken, afgewisseld met matrozen, helemaal in het wit. In een bootje roeit een jongen van ±18 j met een schat van een zusje van een jaar of 8.  Zoiets liefs en elegants; parmantig; een paardestaartje, een goudbruin jurkje, van de heupen wat afstaand, blond, knap, niet ouwelijk-knap met spitse trekken, maar nog rond, kinderlijk en toch al een klein, welopgevoed mensje, met een denkrimpeltje nu en dan als ze kijkt hoe ze verder moeten met de boot. Ik denk dat ik nu even stop: ik ben uren aan het schrijven geweest.

Daarna ben ik naar de Ciudad Universitaria, de universiteitsstad in aanbouw geweest. Ik vraag agenten en juffouwen van de metro naar de weg, en versta natuurlijk maar een fractie van wat ze antwoorden.  In ieder geval ben ik er met eenmaal overstappen zo in de buurt gekomen dat ik aan de openheid aan het einde van de straat waar ik opdook, kon voelen waar ik moest zijn. De Ciudad Universitaria was geen openbaring voor mij: het was iets dat ik vaag gehoopt had te mogen vinden.

Onderweg zag ik twee oude vrouwtjes met twee aarden (?) kruiken aan de kant van de weg. Ik had zoiets al meer gezien, maar de betekenis niet begrepen. Het zijn aarden kruiken, eigenlijk antiek dus maar met een moderne vorm. Er schijnt ook rubber onder aan te zitten want je kunt ze geruisloos verzetten. (Dat antiek en tegelijk modern en praktisch is iets wat opvalt in Spanje: kerktorens, villa’s universiteit, geloofsuiting enz. ) Tegen belating van, ik denk een cent of zo, zet je de kruik aan je mond (of houdt hem er boven, dat heb ik niet kunnen zien) en drinkt wat je kunt of wilt. Nu waren er een paar meisjes die alleen wat water wilden hebben om een vlek uit een jurk te halen. Het vrouwtje was verontwaardigd dat ze wilden betalen.

Hiernaast was een groot modern paleis, “Ministerio del Aire” het ministerie van landsverdediging. Uit rode baksteen, afgewisseld met witte natuursteen. Het mooist vind ik, en dat schijnt typisch Spaans te zijn, dat het modern is en toch volkomen acceptabel. Wij zijn zo gewend dat zoiets onbegrijpelijk en afstotend moet zijn en langzamerhand accepteren we dat het niet anders kan. Maar hier is dat niet zo. In ieder geval is het grote voordeel dat iedereen (behalve misschien existentialisten en dat soort mensen) het mooi vindt, accepteert en voelt als iets van hem en voor hem en dat lijkt me voor een openbaar gebouw juist ideaal.

Ministerio del Aire. Foto: Carlos Delgado; CC-BY-SA

Toen ik verder ging kwam ik bij een grote poort in de vorm van een triomphboog, dus als de Arc de Triomphe, maar hoger en veel soberder en strakker van lijn. Uit witte natuursteen. Langs het bovengedeelte sculpturen en voor boven een latijns opschrift, dat vertaald hierop neer kwam: de leider van de Spaanse natie heeft deze poort opgericht voor de universiteitsstad, dat zij moge bloeien voor het aangezicht van God.


Arco de la Victoria. Foto: Carlos Delgado; CC-BY-SA

Deze universiteitsstad wordt inderdaad een stad. Achter de poort strekt zich een groot heuvelachtig terrein uit van waar je een prachtig vergezicht hebt op de wat lager liggende omgeving waarachter weer bergen zijn. Er staan al enkele en arme gebouwen op grote afstanden van elkaar, met veel tuinen en wit-stenen beelden rondom. De gebouwen hebben alle dezelfde typische stijl: baksteen, witte natuursteen, sculpturen in wit en alles strak en sober maar toch voldoende versierd. Op een van de hoogten staat de “studentenkerk” zo groot als een kathedraal: hij is nog in aanbouw. Daarachter op een heuveltje een soort prieeltje, heel eenvoudig van vier witte zuilen en in het midden een wit Mariabeeld. Het was niet modern en wat beschadigd aan gezicht en handen. Er onder stond in het Spaans ongeveer het volgende: Dit beeld werd na de verwoesting van de Universiteitsgebouwen onder het gruis bijna onbeschadigd teruggevonden tijdens de burgeroorlog door de nationale troepen. Het werd een aansporing voor de soldaten tijdens hun strijd en door Franco aan de senaat van de universiteit geschonken, die het hier liet opstellen.

De kerk sluit aan bij enkele kleinere bijgebouwen met parken en vijver er om heen. In een daarvan staat een aardig standbeeld van Francesco de Bilbao de man die het eerst de Stille Oceaan vond via Amerika, wat een mijlpaal betekende in de ontdekking van de wereld. Het stelt hem voor, hard lopend met uitgestrekte handen, vermoeid en verbaasd en verrukt.


Vasco Núñez de Balboa. Foto: Zarateman, van Wikimedia Commons.

Toen ik dit allemaal zag en de massa’s mensen die hier wandelen, echt hier thuis (weinig vreemdelingen, voornamelijk Spanjaarden, Madrilenen; maar dat is weer een onderwerp apart), moest ik weer denken aan het gedoe om de Amsterdamse Universiteit: na jarenlang gezeur en gekibbel is er nu plotseling die verbouwing aangekondigd door de gemeenteraad, waar geen enkele hoogleraar in gekend is, noch tevreden mee is en die, als ze nu uitgevoerd zou zijn, volkomen onvoldende zou zijn. Binnen-Gasthuis, Oudemanhuispoort, het zijn allemaal gebouwen die nog beter door Nicolaas Kroese beheerd zouden kunnen worden. De studentenkerk (of een katheraal) deed me denken aan de geschiedenis met de Geert Grote kerk in Utrecht, die oud en bouwvallig door de kerkgemeente werd verkocht; toen voor de katholieke studenenvereniging werd aangekocht om na herstel als hun parochiekerk te kunnen dienen: een echt Utrechts denkbeeld: de Utrechtse studenten zijn dol op oude traditionele dingen en voor zover ze die niet hebben proberen ze die te krijgen. Toen de kerkraad dit in de gaten kreeg, ging de koop plotseling niet door: het zou ineens tot heiligschennende Roomse stoutigheden leiden? De kerk moest toen afgebroken worden. Toen gingen zich er ook niet-katholieke figuren mee bemoeien, door de studenten opgestookt, omdat dit wat al te gek werd en tot Roomse propagandastunt zou kunnen worden. Hr. (en Prof.) Holst was voorzitter van dit comité. Het heeft in ieder geval gedaan gekregen dat de kerk niet werd afgebroken. Hij wordt nu hersteld en als een (dood!) monument bewaard.

Zaterdag 30-6

Vandaag ben ik met een autotoer naar El Escorial. Dit is een groot klooster door Philips II gebouwd op 48 KM van Madrid. Op weg erheen zie ik veel grotere en kleinere huizen, maar alle helder wit, schoon en goed onderhouden, heel anders dan ik altijd gehoord heb: dat zal dan in Zuid-Spanje wel anders zijn. Het landschap is prachtig: bergen, maar heel anders dan b.v. Tirol; zacht glooiend, dor, warm. Ik geloof dat de landschappen toch wel erg samenhangen met de volksaard en de geschiedenis, die toch eigenlijk de roman van het volk is. Het landschap heeft iets groots, beheerst, strak, machtig, zonder detailversiering, maar toch àf, niet omdat alle kleinigheden verzorgd zijn; maar omdat je de kleinigheden niet kunt zien.  Zo indrukwekkend en boeiend is het grote gebaar.

Het Escorial is overweldigend.  Ik kan dat hier niet beschrijven. Ik heb enkele woorden opgeschreven. Ik heb hier gevonden precies wat ik gehoopt en verwacht had: dat is weer dat vreemde gevoel waar ik wel eens met je over gesproken heb. Ik zou hier liefst op een avond of een middag rustig met je over praten. […] Maar het Escorial nu beschrijven, kan ik niet. Ik heb ook gedacht wat het een mooi avontuur voor je moeder zou zijn om dit te beleven (ik vind geen betere woorden).


Klooster van San Lorenzo in El Escorial. Foto: Choniron, van Wikimedia Commons.

[…] ik moet nu eens proberen deze brief weg te krijgen. Het is Zaterdag 30-6. Het is moeilijk om aan postzegels te komen. […]

Zondag 1 juli

[…] De volgende dag ben ik naar Segovia geweest,  een heel oude stad op een hoogte in de bergen (Sierra Guadarrama). De bergen zijn zacht glooiend, vrij onvruchtbaar, eerst nog met magere korenvelden, later stevig met enkele bomen, bruin met groen dus, in de verte blauw. Als we over een pas gaan, is het bepaald fris. Op een gegeven moment zien we een groep bergen die “de slapende schone” genoemd worden: het ziet er inderdaad uit als een op de rug liggende vrouwenfiguur. Ik kan het niet goed uittekenen maar je kunt het je wel voorstellen. Onderweg staan hier en daar borden waar iets opstaat van “lucha contra la erosión”, de strijd tegen de erosie. Doordat hier te weinig bomen zijn, wordt de dunne laag vruchtbare grond, àls het even regent systematisch weggespoeld. In de tijd toen er zo veel houten schepen gebouwd werden (15e– 18e eeuw) is er blijkbaar te roekeloos gekapt. In die tijd zijn er ook te veel mensen de zee opgegaan en gaan koloniseren zodat de landbouw en de irrigatie verwaarloosd werd. Nu worden er met veel moeite overal bomen geplant. We komen langs kleinere en grotere villa’s, goed onderhouden en schoon met bloemen die mooi uitkomen in de zon tegen het wit van de muren. Ook boerderijen zien er netjes uit. Een enkele keer is er een groepje erg primitieve huizen.  

Op de vlakten zie ik nu voor het eerst veel paarse bloemen in groepen, die samen aansluiten tot een groot paars vlak, lijkend op hei uit de verte, maar het zijn heel andere bloemen, groter en meer alleenstaand, het heet hier Romedo.

Dan komen we door een grote “boerderij”: dwz de weg gaat door een ommuurde bezitting, die vol staat met zware bomen, waar gras onder groeit. Hier grazen grote groepen herten (dus geen reeën). Het is een bezitting van Isabella Farnese geweest, de (Italiaanse) vrouw van Philips IV van Spanje (die zelf van origine een Fransman was: de Bourbon). De bezitting heet Rio Frigo = koude rivier. De grote bomen met mooi dicht loof die hier op de hellingen staan, zijn volgens de gids een Spaans soort eiken, die echter helemaal niet op eiken lijken wat de bladeren betreft, maar meer op olijven.

Als we Segovia binnen komen is het daar erg druk. Het is de laatste dag van 4 opeenvolgende feestdagen voor Segovia. Ieder half uur stromen er eindeloze massa’s mensen de kathedraal in en uit. De vrouwen zijn soms helemaal in het zwart met zwarte mantilla’s om, wat erg flatteus staat. Een troep kinderen staat klaar met grote poppenkoppen waar ze onder kruipen als met Carnaval. Ergens anders staan groepjes meisjes met prachtige constuums, zwart glad en effen van boven en wijde vuurrode rokken met zwarte strepen. Er zijn hier al heel antieke smalle straatjes met strakke rechte ijzeren balkonnetjes. Het ruikt overal naar tondelhout. Sommige muren zijn helemaal met relief-figuren bewerkt, uit de Moorse tijd. Binnen ook Moorse tegeltjes.

Het aquaduct is een fantastisch gezicht. Het is door de Romeinen gebouwd, kilometers lang en op een zeker punt 29 M hoog. Het is opgebouwd uit grote blokken natuursteen, op maat gemaakt ±2 x ½ x ½ M groot. De blokken liggen op elkaar zonder cement, ook de bogen! Volgens de gids wordt hij nog steeds gebruikt voor de drinkwatervoorziening van de stad. Ik ben hem in beide richtingen helemaal afgelopen maar ik kan niet vertellen hoe dat precies gaat.


Aquaduct van Segovia. Foto: Bernard Gagnon, van Wikimedia Commons.

Het Alcazar is een oorsprokelijk Moors fort dat op een rotspunt ligt en van uit de vlakte gezien, de vorm heeft van een schip. Van binnen een mengsel van Moorse stijl met locale kleur. Er is een troonzaal van Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië: twee tronen naast elkaar met de wapens van Aragon en Castilië: hun vereniging is de feitelijke  geboorte van Spanje als staat. Er is een kapel met beschildering van de muur er achter en boven, die zo typisch warm van kleur is dat het een gobelin lijkt. Je ziet hier veel stijlen die een mengsel zijn van Moors, plaatselijke invloed en Renaissance. Daar zijn ook verschillende namen voor.

Alcázar de Segovia. Foto: Ángel Sanz de Andrés, van Wikimedia Commons.

In de straten worden erg flatteuze locale toiletten gedragen door sommige meisjes: zij doen erg modern aan: niet aanstellerig of boers: een diep-zwart (als fluweel) lijfje met vuurrode wijde rok met enkele zwarte dwarse strepen erop: dus eigenlijk erg eenvoudig. Hier en daar klapperen een paar castagnetten erg syncopisch. Er is hier ook een prachtige, grote, erg oude (12e eeuw) Romaanse kerk met vroeg-Gothische gedeelten. Hier zag ik in een glazen schrijn een prachtig houten, polychroom (dus in realistische kleuren) beeld, liggend en levensgroot van de gestorven Christus, met wonden en lendendoek, heel realistisch verkreukeld tot een soort touwtje, het gezicht helemaal als van een gestorvene die veel geleden heeft (met facies Hippocratica) en half open ogen. Het is uit de 16e eeuw en naar ik meen van Jeronimo Hernandez.

De kathedraal vond ik prachtig: een indrukwekkend gothisch werk uit de 16e eeuw, door Karel V gebouwd. De rijkdom binnenin is niet lawaaierig en maakt geen indruk van overdaad of détaillisme,  maar wel van kracht en van overtuiging. Het is niet pronkend of dreigend of propagandistisch; het spreekt niet tegen het volk maar je voelt dat het volk spreekt tot God.

Annex is een oud klooster waar ik een gouden voorwerp zag in de vorm van en zo groot als een kleine karos, blijkbaar om het Allerheiligste in rond te dragen. Nadat ik nog wat door de straatjes gelopen heb, heb ik met twee oudere Amerikaanse dametjes en een jonge Amerikaan uit Virginia in een romantisch “oud restaurant” in Moorse en Castiliaanse stijl, gegeten. Eigenlijk zoiets als de “Vijf Vliegen”, maar blijkbaar niet zo duur. De dametjes vertelden verrukt te zijn over “de vijf vliegen” en in het Amstel Hotel  hadden ze het beste ijs van de wereld gegeten. “Even in the States” hadden ze niet zulk lekker ijs gehad. We hebben er o.a. een biggepootje gegeten.

De mensen zijn hier nog drukker en beweeglijker. Er is overal een stemming van tijdens het vuurwerk. Er is een Plaza de Este, dat begrensd wordt door vier “paleizen” van markiezen. Het ziet er erg sober uit. Gewone vierkante blokken, twee verdiepingen hoog. In een paleis is van binnen een werkplaats voor ceramiek en een museum hiervoor: het is door de oorspronkelijke markies hiervoor gebouwd. Hier heb ik mooi glazuurwerk gezien; veel naar bekende schilderijen van Goya en El Greco.

Daarna ben ik nog in een heel oud klooster geweest van Clarissen.  Er zijn er altijd maar 22. Als er een nieuwe zich aanmeldt, moet zij wachten tot het haar beurt is. Het is een strenge orde die altijd binnen de muren blijft. Er is een prachtige kapel met een schitterend gouden Plateresco-hoofdaltaar (nog geen hinderlijke barok). Er is een mooie stenen koepel boven met relief in de steen. Boven in de koepel is een opening waardoor bloemen gestrooid worden bij de intrede van een nieuwe zuster, die geheel in het wit gekleed is. De koepel is goud en zwart en nooit gerestaureerd.

Op de terugweg naar Madrid heb ik nog het buitenpaleisje gezien “la Granja” met tuinen en fonteinen, imitatie Versailles. In een van de kamers hingen ook vrouwenkopjes geschilderd door Koningin Isabella Farnese, een geboren Italiaanse, vrouw van Philips V: echt mooie portretten. Er zijn mooie, enorm grote Vlaamse Gobelins met ruim 300 kleuren, o.a. voorstellingen uit de Apocalyps.

Overigens regent het dat het giet. Het is een van de drie dagen van het jaar dat paleis en tuinen voor het publiek toegankelijk zijn. De fontijnen waren om je dood te lachen. Honderden mensen stonden vreselijk enthousiast te wachten, om een paar droge “fonteinen” toen er plotseling door iemand geroepen en gewezen werd, waarna de hele massa rende naar een andere fonteinaanleg en daar bleef wachten. Toen begonnen er plotseling 4 of 5 fonteinen te spuiten, sommige inderdaad aardig hoog, om na ±1 minuut weer op te houden; waarna de hele menigte naar de volgende (droge) fonteingroep holde, in afwachting van de volgende minuut water. Gelukkig was het toen net opgehouden met regenen. Je moet weten dat er in Madrid op tientallen pleinen veel indrukwekkender fonteinen tot diep in de nacht spuiten.

Maandag 2 juli

Maandag ben ik naar Toledo geweest. Het valt me nu op dat dat de (magere) korenvelden afgewisseld worden met omgeploegd land, waar soms onkruid op staat. Sommig land is gemaaid, ander werd geploegd en toen zag ik ze iets strooien, maar dat zal wel kunstmest geweest zijn. Ik denk dat hier wisselbebouwing wordt toegepast. Ik zat naast een Amerikaanse dame uit Virginia, die zei dat ze al zes maanden in Spanje was. Het was een wat zonderlinge vrouw, mager, niet oud en niet jong, melancholiek, zij stelde om de vijf minuten een geïnteresseerde vraag en deed daarna weer erg gereserveerd. Zij vroeg ook iets over een kruis dat me er aan herinnerd dat we gisteren op weg naar het Escorial, ver weg in de bergen een enorm kruis hebben gezien; hoe groot durf ik niet te zeggen want je zag het heel lang en als je wat dichter bij was, zag je dat het ±10x zo groot was als de hoge pijnbomen die er in de buurt stonden. Hoe het precies zit weet ik niet maar het heeft iets te maken met de pioniers uit de burgeroorlog en de monniken en kloosters die omgebracht en verwoest zijn en op deze plaats wordt nu een klooster gebouwd.

Toledo is ook een heel oude plaats die al door de Romeinen op de toenmalige bewoners is veroverd.  De Romeinen hebben er pas een stad van gemaakt. Als je zo door dit land reist krijg je wel weer respect voor die Romeinse kerels die tenslotte inwoners van één stad waren oorspronkelijk, en die zovele honderden kilometers door zulke barre stukken trokken om er hun macht te vestigen en zulke rotsen boven rivieren als Toledo te bezetten. Nu scheelt het natuurlijk wel dat zij met hun techniek  even ver boven de “barbaren” stonden als wij boven de Papoea’s, zodat ze het een heel eind konden schoppen als ze een beetje voorzichtig waren.

Toledo ligt prachtig aan een bocht van de Taag die zoals je weet een heel eind verder bij Lissabon in zee mondt. In de felle zon is het een machtig gezicht: de bergen hebben alle nuances van roodbruin tot grijs  en de buitenwand heeft helwitte vlakken met bruine schaduwen. In de hoogte staan ergens de ruines van het Alcazar, waar in de burgeroorlog zoals je je misschien nog uit de kranten herinnert de nationale troepen  van Franco 17 dagen lang in de ruines hebben stand gehouden tegen de “regeringstroepen” (hun vlaggen met hamer en sikkel hangen er nog in een museum). Toen zijn ze bevrijd doort de troepen die intussen de stad veroverd hebben. Het 14j zoontje van de kolonel die het bevel voerde werd door de rode generaal aan zijn vader getoond met de telefonische mededeling dat hij neergeschoten zou worden als zijn vader de verdediging niet opgaf. Dit gesprek staat in alle talen vertaald, vermeld in het museum dat in de ruines in ingericht. De jongen is toen inderdaad neergeschoten.

In Toledo heb ik ook gezien hoe ze dat fijne goud- en zilver-inlegwerk in zacht metaal maken. Ze hebben een stukje staal (? of ijzer) dat vrij week is in een blok hout gevat. Daarna worden er krassen in gemaakt met een vijltje. In deze kras wordt een gouden draadje ingetimmerd: dit zit er dan muurvast in. Het is natuurlijk heel fijn werk. Het is daar gebracht door de Moren die in het begin van de 8e eeuw de West Goten wier hoofdstad het was, overwonnen, waardoor het onder de Khalief van Cordoba kwam. Sommige stukken moet je echt met een loupe bekijken.

Er staat een groot oud klooster,  waar veel in verwoest is indertijd door de troepen van Napoleon. Aan de buitenkant hangen 5-6 M hoog in de muur geklonken, kettingen van Christenen die door Ferdinand en Isabelle zijn vrijgekocht. Eens in de zoveel jaar roest er een ketting door, valt naar beneden en wordt natuurlijk prompt meegenomen. Zij worden niet opnieuw opgehangen.

Binnen is er veel laat Gothisch “kantwerk” aan de zuilen en fraai bewerkte zolderingen van de Moren afkomstig.

Er zijn twee oorspronkelijke synagogen, die later als kerk gebruikt zijn: zij zijn door de joden gebouwd in Moorse stijl. Een was voor de rijke joden en een voor de armere. De laatste vond ik de mooiste. Er waren hier heel merkwaardige kapitelen aan de zuilen, die niet op een bepaalde stijl leken, geometrische figuren: banden met ribbeltjes en krullen als ramshorens. De synagoog voor de rijke joden had geen zuilen, maar wel een rijke wandversiering in relief.

Ik ben in enkele oude huizen geweest. Er is altijd een mooie binnenplaats, “patio”. Een zitkamer is nog origineel gemeubeld: kasten met fijn inlegwerk en heel lage meubelen: dat is onder invloed van de Moren. In enkele paleizen heb ik dat ook gezien. Een gezellige keuken met heel diepe schouw  waar veel mensen onder kunnen zitten.

Hier is ook het huis waar El Greco gewoond heeft. Hij was een Griek die in de 16e eeuw in Spanje verzijld raakte en toen hij Toledo gezien had meteen besloot om er zijn hele leven te blijven. Hij heeft ook een bekend gezicht op Toledo tijdens een opkomend onweer geschilderd, dat helaas in New York is.

El Greco: Gezicht op Toledo. Wikimedia Commons.

Hij heeft prachtige, bijna mystieke portretten geschilderd, die eigenlijk vokomen modern blijven: schilders als Jonas b.v. hebben er veel van. In zijn huis hangen nu in één kamer twee schilderijen van Christus aan het kruis,  één  van hem en één van zijn leerling. Het laatste, technisch goed maar naast het andere gezien, zonder expressie. In Valencia zag ik zelfs een schilderij van Maria en Joannes onder het kruis, waar de Valencianen erg trots op zijn omdat het “bijna een El Greco” lijkt. Maar als je dat gezien hebt waardeer je El Greco nog meer omdat je dan eindelijk ziet dat het echte expressieve niet berust op sentimentele dramatische gezichten, maar op een bijzonder iets dat alleen El Greco zelf had. El Greco betekent “de Griek”.

In de kleine kerk  van Sint Thomas hangt de beroemde “begrafenis van de Graaf van Orgaz” als altaarschildering. Het zijn allemaal zeer expressieve gezichten en mooie lijnen en zachte “moderne” kleuren.


El Greco: Begrafenis van de Graaf van Orgaz. Wikimedia Commons.

De kathedraal van Toledo is barok: een eindeloze repetitie van versieringen, pompeus. De schatkamer van de kathedraal is erg interessant. Hier staan fantastische monstransen e.d. Er is één monstrans, die je beter een kleine kapel kunt noemen van massief zilver, 300 KG zwaar, geheel met goud bekleed en zeer druk en zeer fijn, maar toch stijlvol bewerkt, veel juwelen ingelegd, een 3M hoog en beneden 1½ M in doorsnee. Later hoorde ik van een frater in de bus naar Lagentum, waar ik later nog van vertel, dat op het Eucharistisch Congres in Barcelona (je herinnert je misschien iets dergelijks uit de Werken van het elfde uur) alle monstransen van de Spaanse kathedralen waren meegedragen, maar dat die van Toledo nog de allermooiste was. Typisch Spaans is ook dat ze in de kapittelzaal (de vergaderzaal van de bisschop en zijn raadgevers) rondom portretten hebben hangen van de bisschoppen van Toledo van de vroegste tot heden. Zoiets heb je n.l. in de Sixtijnse kapel in Rome ook van alle pausen: Er lag hier in de schatkamer ook een zilveren troffel waarmee eens bij het sluiten van de heilige deur in Rome (bij de sluiting van het heilig jaar) de sluitsteen is gemetseld: De Spanjaarden voelen zich altijd minstens zo Katholiek als de paus van Rome. Dit hangt waarschijnlijk samen met hun strijd tegen de Moren en hun christianisering van de wereld in de tijd van hun ontdekkingsreizen. Het zilver van de monstrans waar ik het net over had, was het eerste zilver dat door de mannen van Columbus uit Amerika was meegebracht.

Verder staat in de kathedraal een erg lief houten beeld van Maria met het Goddelijk Kind op de arm. Het gelaat lacht al omdat een handje van het Kind het aan de kin pakt.

Interieur van de kathedraal van Toledo. Foto: Fedoce1, van Wikimedia Commons.

In Toledo heb ik gegeten met een Hollander, die in Madrid was voor een “lascongres”(!) In de tuin stonden amandel- en vijgebomen. Ik heb een paar amandelvruchten meegenomen.

Dinsdag 3 juli

In Madrid en verder in heel Spanje zie en hoor je op iedere 2e hoek van de straat een blinde loterijbriefjesverkoper of verkoopster. Als zij lopen, worden ze meestal door een jongetje begeleid.

Ik werd in Madrid ook door een vent met een hoogst onbetrouwbaar gezicht aangesproken, die me een “gouden ring met diamant” wilde  verkopen.

Ik heb de grootste moeite gehad om een trein naar Cordoba te krijgen. Heen en weer gelopen naar reisbureau’s, station, kantoor van de spoorwegen. Tenslotte heb ik van de chef van het station de nodige stempels gekregen voor een trein van 20.30 u. die de volgende ochtend om ±4 u. aan zou komen. Ik heb toen nog even in het Retiro gezeten aan de vijver, tot ik plotseling merkte dat mijn horloge achter was. Ik moest toen nog mijn koffer halen in mijn hotel. Ik heb gerend door de hitte, had overal pech: lift bezet, metro, die anders altijd kort stopt, bleef op elk station minuten lang staan. Eindelijk, over half negen hees ik me in de trein, die gelijk weg reed.

In de trein naar Cordoba die des avonds half negen vertrok, heb ik natuurlijk eerst een uur voor een open raam gestaan om op temperatuur te komen. Daarna ben ik mijn plaats gaan opzoeken. De zonsondergang was werkelijk schitterend. Je ziet er niet als in Holland alleen maar vuurrood, en dan alleen bij helder weer, maar hier blauw, groen, geel, oranje, en dat boven bruin-gele heuvels. Intussen zie je schilderachtige troepjes vrouwen en mannen die op het land gewerkt hebben naar huis trekken over schuin oplopende, slingerende wegen die in de onvruchtbare omgeving weinig afgebakend zijn, wisselend van breedte, meer gele strepen in een bruine golvende vlakte. De mensen zijn helemaal ingepakt in veelkleurige, maar door de zon gebleekte doeken en een strooien hoed er boven. Wat mooi is een vrouw zo uitgedost, dwars achter op een grijze ezel wiegelend! De gezichten van de mensen zijn opgewekt en hun bewegingen vitaal ondanks de onbarmhartige natuur.  Ze gaan naar hun huizen, kilometers ver, witte muren met een klein raampje op het Noorden. Overdag zag ik ze ook eten in open overdekte ruimten langs de zijkant van het huis. Ik zag meermalen een of twee ezels die aan een boom rond een put liepen waaruit zo water geput werd met emmertjes en waardoor een  stukje land bevloeid werd.

Woensdag 4 juli

De nacht was eigenlijk verschrikkelijk. Om de 1-2 uur stopten we aan een somber station waar het schreeuwen van een jongen met limonade en bier de ______ van de passagiers wekte. We zaten mannetje naast mannetje te suffen in een houding tot we pijn aan de convexe kant kregen om dan weer een andere houding te zoeken en in overleg met onze overbuurman een been te strekken of te verschuiven. Lucht van zweetvoeten en wat je nog meer kunt ruiken als 8 mannen, vrouwen en een kind een nacht niet uit de kleren konden en het warm hebben. Ik voelde me weer op en top displaced person. Gelukkig zijn de mensen prettig en vol gemeenschapszin. Om een kind languit te laten liggen slapen willen twee of drie volwassenen op de gang gaan staan. Eindelijk 6.-u komen we in Cordoba aan. Ik schud de kruiers van me af en struin naar een open café om er een kop thee te drinken. 6 Uur ’s morgens en het is heet, niets minder dan heet!

Ik orienteer me op de kaart van de stad in de onvolprezen Guide Michelin en sjouw dan mijn bagage naar een iets duurder hotel dan de goedkoopste klasse. De nachtportier bracht me naar een kamer aan de binnenplaats die niet de indruk wekt dat hij boven open is omdat hij geheel als kamer is ingericht (lounge). Boven is een doek gespannen. Hier merkte ik dat ale plaatsen die betrekkelijk koel waren doordat de zon er werd buiten gehouden, steeds dezelfde muffe lucht als van een stadstuintje in de zomer hebben.

Om tien uur ben ik na uitgebreid wassen, zonder ontbijt maar op stap gegaan om geen tijd te verliezen. Eerst moet ik natuurlijk het RENFE-bureau zien te vinden om gedaan te krijgen dat ik een plaats krijg in een trein de volgende dag naar Sevilla. Ik sta even te kijken voor een boek, als een man op mij af komt en in zorgvuldig Engels vraagt of hij mij helpen kan: dus is het geen Engelsman! Als ik hem vertel wat ik zoek, biedt hij mij direct aan mij er heen te brengen. Hij vertelt dat hij gemeente-ambtenaar is en Engels geleerd heeft. Hij brengt me ettelijke straten ver tot voor de deur, buigt, neemt afscheid en gaat weer zijn weg terug. Gelukkig krijg ik zo maar zonder meer een plaats in de trein. Hij hoeft niet besproken te worden en ik heb dus geen extra kosten. De vrouw voor mij moet eindeloos veel  papieren laten invullen, stempelen, paraferen en afrekenen. Met een portefeuille vol gaat ze weg.

Ik loop nu door veel kleine straatjes, die nu wel echt on-Europees aandoen, smal, kronkelend, hobbelig, witte muren zonder ramen, alleen open poorten waarachter een gangetje en daarachter een binnenplaats, patio, met veel groene planten, dikwijls een mooi smeedijzeren hek, mooie tegelmuren en tegelvloeren. Elk huis is anders van vorm en grootte. Er zijn schitterende grote patio’s en majestueuze hekken, maar meestal kun je overal in en door lopen. Drukkend heet is het: je draagt de hitte als een zware last op je hoofd, maar van de andere kant sluit het je niet zo af als in Holland, als het eens heet is. Er lopen wel veel mensen op straat, maar toch veel minder dan ’s avonds en leven doet men nu binnen: een cafétje is een donkere ruimte in een huis achter een poort, dikwijls “afgesloten” met een kralengordijn. Er lopen hier veel kleine lugubere donkere slordige kereltjes. Als ik de stad doorgetrokken ben kom ik aan de Guadalquivir, een bruine stroom die in de diepte langs de stadrand voorbijstroomt.